Fragment
Dertig april was voorbij, ik had mijn zestiende verjaardag niet gevierd, Paula had een kaartje gestuurd, vader was mij vergeten en in moeders hersenen kwamen geen data meer voor. Vandaag was Paula zelf jarig en ik wilde voor een paar uur zorgeloos zijn. Van mijn spaargeld had ik Bonjour Tristesse gekocht, Paula was idolaat van Françoise Sagan, de schrijfster leefde het leven waarvan wij droomden.
Beneden zat moeder voor het raam te staren naar de gesloten gordijnen. Ze had haar nachthemd niet uitgetrokken.
‘Hier is uw eten, moeder. Als ik terugkom, wil ik dat u gekleed bent en dat de zon door de ramen schijnt. Doe weer gewoon.’ Hoewel ik het niet wilde, zei ik wat ik dacht: ‘U bent een grote aanstelster.’
Traag keek ze mij aan.
‘Wilt u thee?’ Ik wachtte het antwoord niet af, want dat zou toch niet komen, dacht ik.
‘Kom je bij me zitten?’
Ik haastte mij naar de bank en legde mijn hoofd tegen haar aan. ‘Ik hou van u, moeder.’
‘Ik ook van jou. Ik denk dat ik in bad ga. Het ga je goed, kind.’ Ze legde haar hand op de mijne. Even keken haar ogen op, even snel vielen ze weer naar beneden.
‘Om vijf uur ben ik er, moeder, ten laatste.’
Op de trap sleepten haar stappen.
Enerzijds was ik opgelucht dat ze iets deed, misschien werd ze snel beter. Mijn hersenen zeiden van niet. Ze had gewoon tot straks kunnen zeggen, of amuseer je, alles beter dan: het ga je goed. Ik wist nu al dat ik met een ongerust hart op de verjaardag van Paula zou zitten. In het boek schreef ik op de eerste bladzijde: Van je vriendin Elisabeth, voor je zestiende verjaardag. Op tafel lag het rode inpakpapier klaar. Aan het lint hing ik een felicitatiekaart. Ik moest opschieten. Ik pakte mijn jas van de kapstok. ‘Tot vijf uur,’ riep ik. Het water liep, ze hoorde mij niet. Snel ging ik naar buiten, ik wilde niets van het feest missen, rechts, rechts, rechts.
Terwijl ik bij Paula de bel indrukte, viel alle geluid stil, viel alle tijd stil en viel mijn adem stil. Ik wist het: de geiser. Het vlammende geluid van de geiser op de badkamer was er niet geweest. Naar huis, gilde mijn hart. Ik liet het boek voor de deur vallen en rende terug. Rechts, rechts, rechts en sneller rechtsrechtsrechts. Mijn milt sneed in mijn buik. Rechtsrechtsrechtsrechts. Mijn lichaam riep om te stoppen maar ik spurtte naar huis en sprintte naar boven. Het gesis liep mij op de trap tegemoet.
Een witte engel in rodig water. Met geweld opende ik het raam, sloot de gaskraan en zette het water af. Gelukkig, het water was koud, er had maar weinig bloed gevloeid. Voorzichtig tilde ik haar uit bad, roze druppels lekten van haar polsen op de witte tegels. Moeder had een foto op de badkruk geplaatst, een foto van Zwitserland, met een kaart erbij. Op de grond lag haar kleding, netjes opgevouwen, ik liep erover heen. Over mijn schouder sleepte ik mijn naakte moeder naar bed en dekte haar toe. Ze ademde rustig, een roze natte moeder.
TERUG NAAR: BOEKEN - DUIZENDKIND |